17 Apr 2023

De Romeinse Servus

Figuur 1: Romeinse boeien gevonden op een skelet
(3e eeuw na Chr.).

Voorwoord:
Onlangs werd mij een artikel toegestuurd uit 2018 van een zekere Arienne King getiteld ‘The Roman Empire in West Africa’ waarin zij o.a. aandacht besteed aan de slavenhandel in Afrika alsmede de relatief kleine groep Afrikaanse slaven1, meestal kinderen, die naar Rome werden vervoerd. Hebben we het over slaven, dan denken we tegenwoordig in het algemeen over de zwarte Afrikaanse bevolking.
Momenteel wordt In veel landen, en niet in de laatste plaats in Nederland, veel aandacht gevraagd voor het 17eeuwse slavernijverleden in de betreffende landen. Economisch opportunisme, goedkope arbeidskrachten en superieurgevoel van de blanke man was hierbij de grote drijfveer. Het, meestal christelijke, geweten werd gesust met de diepgewortelde gedachtegang dat ‘een Afrikaan niet als een volwaardig mens beschouwd kon worden en daarom ook niet als zodanig diende te worden behandeld’2. Racisme in optima forma. Slavernij in enigerlei vorm bestaat al zolang er mensen bestaan.
Ook de Romeinen maakten zich hieraan schuldig. Je zou zelfs kunnen zeggen dat, in kwantiteit, de slavernij van het West Romeinse rijk over een periode van 8 eeuwen, in drie continenten met tientallen miljoenen slaven de voorloper was van de Trans-Atlantische slavernij van de 17e eeuw. Dan rijst al snel de vraag in hoeverre de Romeinse slavernij te vergelijken is met de Afrikaanse uit de 17e eeuw?
In ons vorige artikel over de havenstad Massalia memoreerde ik ook al dat Gallië reeds ten tijde van de Romeinse republiek slaven leverde aan Rome. Daarom lijkt mij dit een goed moment om ons eens te verdiepen in het slavernij verleden, alsmede de handel in slaven van het Romeinse Rijk. Per slot van rekening werden slaven als koopwaar van haven naar haven getransporteerd en verrichtten zij bovendien, als slaaf of als vrijgelatene (gewezen slaaf), veel van de dagelijkse werkzaamheden in en rondom de havens waar Rome op voer.

 

Figuur 2: Mozaïek waarop slaven een Afrikaanse olifant aan boord brengen3.

 

DE ROMEINSE SERVUS4
"Laat slaven die zich verdienstelijk hebben gemaakt gaan zitten zodat ze vrij kunnen opstaan."

Figuur 3: Reconstructie van tempelcomplex in Terracina5.
Bovengenoemde leuze, geschreven op een steen bij de tempel van Feronia6 in Terracina (Latium, Italië), laat al meteen één aspect zien waarin het begrip ‘slaaf’ bij de Romeinen duidelijk verschilde van ons huidige idee van slavernij. Vele slaven konden door verdienstelijk gedrag hun vrijheid herkrijgen (manumissio) of na verloop van tijd in de gelegenheid worden gesteld om zichzelf vrij te kopen, waarna ze zich zakelijk en maatschappelijk vaak tot grote hoogte wisten op te werken.
Natuurlijk, de basis was precies hetzelfde. De ene persoon werd bezit van de ander. Ook volgens de Romeinse wet hadden slaven geen rechtspersoonlijkheid en konden, in tegenstelling tot Romeinse burgers, onderworpen worden aan lijfstraffen en zelfs standrechtelijk worden geëxecuteerd. Tot zover geen verschil. Wel kregen slaven later meer wettelijke bescherming, waaronder het recht om klachten in te dienen tegen hun meesters.
In feite speelde slavernij in het oude Rome een belangrijke rol in de samenleving en de economie. Naast handenarbeid verrichtten slaven veel huishoudelijke diensten en konden zij hooggekwalificeerde banen en beroepen uitoefenen. Accountants en artsen waren vaak slaven. Vooral slaven van Griekse afkomst konden hoog opgeleid zijn. Ongeschoolde slaven, of slaven die voor straf tot slavernij waren veroordeeld, werkten echter veelal op boerderijen, in mijnen en in molens. Piraten die werden verslagen werden meestal veroordeeld tot de galeien.
Figuur 4: Grafopschrift van een vrijgelaten slaaf 7.

 Tiberius Claudius Eumenes, vrij man van de keizer (heeft dit monument opgericht) voor hemzelf en voor Claudia Phoebe en Fadia Tethis, zijn dochters, en Claudius Phoebus, zijn zoon, en Iulia Heuresis, zijn vrouw, en hun kinderen

Op de Romeinse begraafplaats van Portus, Isola Sacra, zijn dan ook vele opschriften te vinden van vrijgelaten slaven en in Ostia bevindt zich een horrea van de gebroeders Epagathiana en Epaphroditiana, twee vrijgelaten slaven. Het zwaarbeveiligde pakhuis was waarschijnlijk bedoeld voor de opslag van luxegoederen. 
Een vrijgelaten, die jarenlang een functie had bekleed voor zijn eigenaar, bleef vaak hetzelfde werk doen maar nu als vrij man voor zijn oude meester die zijn beschermheer werd. Vrijgelatenen werden gezien als leden van de familie, droegen namen die wezen naar hun voormalige meesters en zij konden profiteren van het netwerk van de familie.

Figuur 5: Horrea van de gebroeders Epagathiana en Epaphroditiana in Ostia8.

Op de meest grafopschriften vermeldt de grafeigenaar dan ook dat het graf, naast zijn directe familie, ook bedoeld was voor:

 LIBERTIS LIBERTABVSQVE SVIS POSTE RISQVE EORVM,
(zijn vrijgelatenen en hun nakomelingen).

Om een beter begrip te krijgen van de Romeinse versie van het fenomeen slavernij moeten we wellicht eerst kijken naar de oorsprong, de herkomst en de wettelijke achtergrond van de Romeinse slaaf.

Wettelijke basis voor slavernij in de Romeinse tijd.
De Romeinse jurist Gaius schreef omstreeks 161 na Chr. in zijn Institutiones9(instituties):

Figuur 6: Romeinse slaven worden geketend weggevoerd 11.
“Slavernij is de door het ius gentium10 erkende toestand waarin iemand in strijd met de natuur onderworpen is aan de heerschappij van een ander”.
Alhoewel het ‘natuurrecht’ volgens de Romeinse wetgeving zegt dat alle mensen liberi (vrij) worden geboren, werd slavernij beschouwd als een praktijk die alle volken gemeen hadden. Een soort van gewoonterecht, ongeacht ras, kleur of stand.
De Griekse historicus Dionysius van Halicarnassus, die leefde in de eerste eeuw voor Chr. vertelt dat slavernij bij de Romeinen al begon met de legendarische stichter Romulus, die Romeinse vaders het recht gaf hun eigen kinderen als slaaf te verkopen.
Lang voor de Romeinen waren oorlogen al een belangrijke bron van slaven. Overwonnen volkeren werden beschouwd als onderdeel van de oorlogsbuit en vaak als slaaf meegevoerd door de overwinnaars. Wie kent niet de opera Aida waarin de overwonnen Nubiërs als slaaf in triomf worden getoond aan het Egyptische volk?
Figuur 7: Oorlogsgevangene Marcomanni op de zuil van Marcus Aurelius in Rome12.

Met de expansiedrift van de Romeinen en met name vanaf de Tweede Punische Oorlog (218-201 voor Chr.) zou het slavenbezit onder de Romeinse burgers wijd verspreid worden. Tijdens de verovering van Sardinië in 177 voor Chr. maakte Tiberius Sempronius Gracchus (163-133 voor Chr.) 80.000 inwoners van het eiland tot slaaf. “Zo goedkoop als een Sardiniër” was een Romeins gezegde dat voortkwam uit deze overwinning en illustreert de impact die deze gebeurtenis had op de prijs van slaven. Maar het kon nog erger. Naar aanleiding van de Derde Macedonische Oorlog in 168 voor Chr. veroordeelde Rome 300.000 Grieken tot slavernij. Dit aantal verbleekt echter bij de half miljoen slaven die een eeuw later voortkwamen uit de Gallische Oorlog van Gaius Julius Caesar (100-44 v. Chr.). Dit gold niet alleen voor eigen overwinningen, ook overwinningen door andere stammen en volkeren leverden slaven op die dan vaak weer op een slavenmarkt in het Romeinse rijk terecht kwamen. Zo ontstond er een levendige internationale handel in mensen.
Figuur 8: Fles in de vorm van een
gehurkte Afrikaanse slaaf 13.
Arienne King schrijft in haar eerdergenoemde essay, 'the Roman Empire in Africa', dat de Romeinen het huidige Africa op enig moment in de eerste eeuw na Chr. waren binnengetrokken tot aan de rivier de Niger waar rondom een groot meer olifanten en rinocerossen rondliepen (helaas vermeldt zij geen bron).
Over het al gemeen lieten de Romeinen de goederen uit de zuidelijke delen van Afrika aanvoeren door lokale handelaren die ze over de bestaande karavaanrouten naar de Middellandse Zee havens aan de kust van Noord-Afrika brachten. Van daaruit werd alles per schip naar Rome getransporteerd. En ja, daar zullen dan mogelijk ook Midden-Afrikaanse slaven bij hebben gezeten al merkt Arienne King wel op dat het waarschijnlijk slechts een klein aantal, vermoedelijk kind slaven, is geweest bedoeld voor de seksindustrie. Het lange transport was kostbaar en gewone slaven waren voor de Romeinen veel eenvoudiger en goedkoper te krijgen.
Overigens was het gebruik van voormalige vijandelijke soldaten niet zonder gevaar en leidde onvermijdelijk tot een reeks gewapende opstanden. De bekendste is wel de derde slavenopstand uit 73 voor Chr. onder leiding van Spartacus.
Tijdens de Pax Romana (Romeinse vrede in de 1ste en 2e eeuw na Chr.) waren er weinig territoriale veroveringen en droogde de aanvoerlijn van mensenhandel op. Om slaven in dienst te houden, werden steeds meer wettelijke beperkingen op het vrijlaten van slaven ingevoerd. Ontsnapte slaven werden opgejaagd en teruggebracht (vaak tegen een beloning).
TENE ME NE FUGIA(M) ET REVOCA ME AD DOM(I)NUM VIVENTIUM IN AR(E)A CALLISTI
(Hou me vast, anders vlucht ik, en breng me terug naar mijn meester Viventius op het landgoed van Callistus).
Deze tekst staat te lezen op een metalen merk dat veel slaven om de nek droegen (zie figuur 9).
Figuur 9: Merk dat aan de kraag van een slaaf werd geklonken 14.
Slavernij bleef niet alleen beperkt tot de hogere klassen in het keizerrijk beschikte het merendeel van de Romeinse bevolking over een of meerdere slaven.
Niet alleen overwonnen volkeren, ook Romeinse burgers konden slaaf worden. Er waren nogal wat gevallen van onvermogende mensen die hun kinderen in moeilijke tijden als slaven verkochten of burgers die zichzelf als onderpand aanboden voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een lening. Kon deze niet worden ingelost, dan werd de lening gever automatisch eigenaar van de lening nemer. Verder konden Romeinse burgers door een tribunaal tot slaaf worden veroordeeld. Ditzelfde gold voor de vele kapers die de middellandse Zee onveilig maakten.
We kunnen dus niet echt spreken van racisme als het gaat om kleur, ras of geloof. Alhoewel, een zeker onderscheid werd er wel degelijk gemaakt, een onderscheid in herkomst. De Romeinen waren ervan overtuigd dat elk volk zo zijn eigen karaktereigenschappen had en die bepaalden of ze al dan niet geschikt waren voor een bepaald beroep.
De Romeinse geleerde en schrijver Marcus Terentius Varro (116-27 v. Chr.)16 geeft zijn lezers adviezen over welke soorten slaven geschikt zijn voor bepaalde taken op de boerderij. Iemand die bijvoorbeeld herders nodig had, werd aanbevolen om Gallische slaven te kopen en geen Bastulanen of Turdulianen. Indien de koper ook nog vrouwelijke slaven nodig had om zijn mannelijke herders ‘gezelschap’ te houden, dan deed hij er goed aan om slaven uit Illyricum te nemen. Vrouwen uit deze regio waren namelijk “sterk en prettig voor het oog”. Daarnaast waren zij het harde bestaan als herder gewend.
Figuur 10: Slavinnen kleden hun ‘domina’15.


Cicero verwoord in een brief aan zijn vriend Varro in 55 voor Chr. over slaven uit Brittannië de bekende Romeinse opvatting over het barbaarse en onbeschaafde karakter van Britten: “Ik denk dat je niet moet verwachten dat ook maar één van hen geletterd of muzikaal is.”
Zelfs op seks gebied speelde de afkomst van slaven een rol. De dichter Marcus Valerius Martialis, die leefde van 40 tot 104 na Chr, vertelt dat hij een Egyptische slaaf als toy boy zou prefereren omdat Egyptenaren de reputatie hadden losbandig te zijn.

Figuur 11: Delos. Vanaf 166 voor Chr. vrijhaven en een van de belangrijkste marktplaatsen voor slaven.
Delos, in de Griekse archipel, werd na de dood van Alexander de Grote een vrijhaven en een van de belangrijkste slavenmarkten in de Middellandse Zee. Van daaruit vonden vele slaven, soms wel 10.000 per dag, hun weg naar de Romeinse landeigenaren die veel slaven gebruikten voor hun landerijen.
De handel in slaven was ook lucratief voor de centrale overheid. Augustus legde een belasting op de verkoop van slaven van 2 %, die naar schatting jaarlijks zo’n 5 miljoen sestertiën opleverden. Dit zou neerkomen op ongeveer 250.000 slaven per jaar17. De belasting werd in 43 na Chr. verhoogd tot 4 %.
De slavenhandel stond onder toezicht van Romeinse belastingambtenaren (quaestoren).
Slaven werden in een breed scala aan werkzaamheden tewerkgesteld. Alleen al in de huishouding zijn uit opschriften al 55 verschillende functies bekend. Van kapper, dienstmeid of kok tot secretaris, boekhouder en arts. De eigenaar van een domus (herenhuis) in de stad of een villa op het platteland had al gauw een honderdtal slaven tot zijn beschikking18.
Figuur 12: Mozaïek uit Dougga. Slaven schenken wijn tijdens een banket19.

De levensomstandigheden van slaven die verbonden waren aan een domus, de familia urbana, hoewel inferieur aan die van de vrije personen met wie zij samenleefden, waren vaak superieur aan die van veel vrije stedelijke armen in Rome20. Huishoudslaven genoten waarschijnlijk de hoogste levensstandaard onder de Romeinse slaven, naast de slaven in overheidsbezit, die niet onderworpen waren aan de grillen van een enkele meester21.
Keizerlijke slaven waren degenen die verbonden waren aan het huishouden van de keizer, de familia Caesaris.
Verder kwamen slaven voor in de uiteenlopende ambachten van schoenmakers tot muilezeldrijvers en van bakkers tot prostituees. Naast de vele tienduizenden slaven die op het land werkten, de familia rustica, waren er ook in de handel, haven en scheepvaart vele slaven en vrijgelaten slaven werkzaam, zoals we straks zullen zien.
Figuur 13: Romeinse slaven veroordeeld tot mijnarbeid 22..

De slaven die het slechts af waren, waren de damnati in metallum, zij die veroordeeld waren tot de mijnen en steengroeven waar de omstandigheden berucht waren om hun wreedheden. Dit waren over het algemeen burgers die door een veroordeling hun libertas (vrijheid) verloren, hun bona (bezittingen) aan de staat verbeurden en als wettelijke straf servi poenae (slaven) werden. Zij konden hun vrijheid niet kopen, niet worden verkocht of vrijgelaten en waren tot aan hun dood veroordeeld om in de mijn te leven en te werken23.
Een andere categorie waren de gladiatoren die vochten in de arena’s tot vermaak van het Romeinse volk. In de late Republiek was ongeveer de helft van hen slaaf.
De slaaf die beter af was was de servus publicus (publieke slaaf). Deze was geen eigendom van een particulier maar van de staat. Publieke slaven werkten in tempels en andere openbare gebouwen. Sommige goed opgeleide publieke slaven deden geschoold kantoorwerk zoals boekhouding en secretariaat. Zij mochten geld verdienen voor persoonlijk gebruik24. Omdat ze de kans kregen hun verdienstelijkheid te bewijzen, konden ze reputatie en invloed verwerven, en kwamen soms in aanmerking voor manumissio (vrijlating).
De Romeinen maakten bij oorlogsschepen zowel als bij grotere handelsschepen gebruik van roeiers als voortstuwing, de zogenaamde galeien. In tegenstelling tot de huidige voorstelling van roeiers geketend aan hun roeispanen, zoals bijvoorbeeld in de film Ben Hur, is er geen enkel bewijs dat de roeiers bestonden uit veroordeelde criminelen of slaven. Literair bewijs toont aan dat zowel de Griekse als de Romeinse galeischepen waren uitgerust met betaalde roeiers of soldaten. Alleen in tijden van extreme crisis werden de schepen bemand door slaven. In sommige gevallen kregen deze slaven daarna hun vrijheid terug of namen vrijwillig dienst aan boord als vrij man25.
Kleinere, zeilende koopvaardijschepen met beperkte roeicapaciteit werden wel bemand door slaven en hadden zelfs een slaaf als scheepskapitein26. Dit brengt ons bij het onderwerp slaven in en rondom de haven en betrokken bij de overzeese handel.

Romeinse havens, slaven en vrijgelatenen.

Figuur 14: Mozaïek met graanwegers (Ostia, Aula dei Mensores (I,XIX,1.3)).

De meeste slaven die in de havens te werk werden gesteld waren ongeschoold en stonden onder het directe gezag van een meester. Omdat de havens overslagplaatsen waren voor in- en uitgevoerde goederen was er een grote behoefte aan magazijnmedewerkers. Logistiek vereiste dat goederen gelost en opnieuw geladen moesten worden en meestal ook tijdelijk moesten worden opgeslagen in horrea (pakhuizen).
Figuur 15: Reliëf met sjouwers en administrateurs29.
De personen die verantwoordelijk was voor de benodigde dragers voor deze werkzaamheden werden saccarii 27 genoemd. De saccarius gebruikte hiervoor niet alleen zijn eigen slaven, maar ook ingehuurde krachten. De scheepsvaart lag ’s winters, tijdens de mare clausum (gesloten zee)28 zo goed als stil en daarom was er niet het hele jaar door werk voor deze sjouwers. De ingehuurde arbeiders werden dan ontslagen en de eigen slaven verantwoordelijk gesteld voor het bewaken van de pakhuizen, het behandelen van de goederen in de pakhuizen enz.
Uit Pozzuoli is een tablet bekend waarbij slaven met een duidelijk verschillende werkstatus betrokken waren:
Op 13 maart 40 na Chr. leende de graanhandelaar L. Marius Iucundus twintigduizend sestertiën van de financier C. Sulpicius Faustus. Deze krijg daarvoor dertienduizend modii30 Alexandrijns graan als onderpand. Hij huurt hiervoor bij magazijnmeester P. Annius Seleucus een ruimte voor honderd sestertiën per maand. Seleucus is analfabeet en laat zijn slaaf Nardus het contract opstellen. Daarna gaan Seleucus en zijn slaven het graan opmeten.
Duidelijk twee verschillende soorten slaven onder één meester. Nardus, met naam genoemd, kon lezen, was juridisch onderlegd en werd vertrouwd bij het opstellen van belangrijke documenten terwijl Seleucus’ andere slaven taken uitvoerden zoals de kruiers afgebeeld op het mensores frumentarii (graan meters) mozaïek in Ostia (figuur 14).
Ook roeiers behoorden tot deze categorie van werkslaven. Aangezien een deel van de overslag plaatsvond op zee door middel van kleine laadboten, werden de havens en hun omgeving doorkruist met een ware vloot van kleine vaartuigen. Schepen moesten ook gesleept worden als ze de haven binnenkwamen of verlieten. Hiervoor is, naast Ostia, ook overvloedig bewijs te vinden in havensteden zoals Arles en Rimini.
Figuur 16: Reliëfs op tombe 78 op de Isola Sacra necropolis.

Zo stelt een terracotta reliëf dat een graf op de Isola Sacra necropolis (begraafplaats van Portus) siert een sleepboot voor met daarin een stuurman en drie roeiers. De marmeren plaquette boven de ingang van het graf (tombe 78) geeft aan dat het monument in de eerste decennia van de tweede eeuw is gebouwd door Ti Claudius Eutychus voor zichzelf, zijn vrouw, zijn kinderen en zijn vrijgelatenen. En toch bevat de gevel ook een tweede reliëf dat een meelmolen van een bakkerij voorstelt met een man die een ezel of paard leidt die de molensteen draait. Kennelijk oefende Eutychus tijdens zijn leven twee beroepen uit. Aangezien het eigenlijk werk door slaven werd gedaan maakte dezelfde slavernij het mogelijk om tegelijkertijd bij verschillende activiteiten betrokken te zijn. Dit kwam over veelvuldig voor. Helaas zeggen de beelden niets over de juridische status van de roeiers en de roerganger.
Gebruikers van deze boten, die bekend stonden als Scaphae en Lenunculi, de scapharii en lenuncularii van Ostia en Portus, lieten vele inscripties na en waren lid van een van de vijf collegia (beroepsverenigingen)31. Lijsten van hun leden werden regelmatig opgesteld in registers die in sommige gevallen volledig bewaard zijn gebleven. De lijsten hebben twee opvallende kenmerken: een totale afwezigheid van slaven en een grote vertegenwoordiging van vrijgelatenen26.
Uitsluiting van slaven was geen verplichting maar zij werden waarschijnlijk niet waardig geacht om lid te worden en kregen over het algemeen het meest ondergeschikte werk binnen de beroepsgroep zoals het slepen langs een jaagpad van schepen die vanuit de haven stroomopwaarts voeren.
Figuur 17: Bas-relief van een schip voortgetrokken met touwen 33.


Vaak was door de meanderende loop van een rivier en de sterke stroming zeilen niet mogelijk. Uit diverse recentelijk gevonden afbeeldingen weten we dat hiervoor met name de naves codicariae en de lintres werden gebruikt, beide rivierschepen. Deze scheepjes werden voor de zesde eeuw na Chr. voornamelijk door slaven getrokken (met uitzondering van een afbeelding uit Pompeii waar een boot op de Sarno wordt getrokken door paarden, is er geen vermelding van het gebruik van ossen).
Hoe zwaar dit werk was moge blijken uit zo’n reis over de Tiber van Ostia naar Rome waarbij de slepers drie dagen lang, elf uur per dag, dezelfde ritmische beweging moesten afleggen34. De Romeinse schrijver Martialis beschrijft de straatgeluiden in Rome. Hij noemt het rumoer heliciariorum (het gegrom van de sjouwers) dat zich vermengt met de celeuma nauticum (het ritmisch gezang van de loods)35.
Als een werkgever, de codicarii, lintrarii of nautae meerdere schepen bezat was hij aangewezen op kapiteins van de bemanning die meestal uit vrijgelatenen bestonden, hetgeen suggereert dat de schippers slaven bezaten.
Zoals we boven zagen konden rijke slavenhouders dus gemakkelijk betrokken raken bij verschillende activiteiten, en soms stelden ze zich tevreden met het verhuren van arbeidskrachten aan derden. Hun bedienden konden naar behoefte worden ingezet voor de ene of de andere activiteit, want de aard van hun taken maakte hen geen gespecialiseerde arbeiders. In het geval van bootslepers en roeiers, deden alleen fysieke kracht en gehoorzaamheid ertoe. Deze categorie slaven had geen professionele autonomie, omdat hun werk daar niet om vroeg.

De overzeese handel

Figuur 18: Een navis codicaria. De magister Farnaus staat linksboven aan het roer.
De omstandigheden waarin de handel over zee plaatsvond, vereisten dat kooplieden agenten in dienst namen, omdat ze niet op meer dan één plaats tegelijk konden zijn. Dit soort missies werd daarom toegewezen aan zorgvuldig gekozen slaven, die een kleine, bevoorrechte minderheid vormden van de slavenbevolking.
Een ander voorval uit het archief van de eerdergenoemde Sulpicii getuigt van een overeenkomst uit 38 na Chr: Op 1 april levert de financier en koopman P. Attius Severus aan de Carische36 schipper Menelaus een bedrag van duizend deniers (zilveren muntstuk) als borg wanneer de lading niet zou aankomen. Toen de borg werd teruggegeven, werd Severus vertegenwoordigd door ene Primus, die de rol van kassier speelde.
De betrokkenheid van deze slaaf, in afwezigheid van zijn meester, wordt verklaard door het feit dat Severus niet tegelijk in Baetica, Pozzuoli of in Rome, de eindbestemming van de meeste producten die naar Italië werden vervoerd, kon zijn.
Figuur 19: Amfoor met een titulus pictus37.
Op de hals van een amfoor stond meestal de naam van de leverancier. Soms stond op de buik van de amfoor ook een titulus pictus, een geschilderde naam, eventueel voorafgegaan door het woord accepit (te onvangen). Waarschijnlijk was dit de naam van de slaaf die de amfoor namens de koopman in ontvangst moest nemen.
Navicularii (scheepseigenaren) bezaten meestal meerdere schepen en konden dus niet aan boord zijn van elk schip. Toch eiste men van elke navicularius dat hij in de haven aanwezig was om te onderhandelen met kooplieden die vervoerders zochten. Reders vertrouwden daarom op slaven om op te treden als hun agenten. Gezien de autonomie die agenten in hun dagelijks werk genoten, kwam de plicht om hun meester te vertegenwoordigen niet overeen met die van laag- of ongeschoolde slaven. Iedereen die deze taak kreeg toegewezen kon trots zijn op het (relatieve) vertrouwen van hun meester.
Toch kan hun werkstatus ook hier niet voor iedereen op hetzelfde niveau worden geplaatst, want de taken die zij uitvoerden waren niet allemaal even technisch en brachten niet dezelfde financiële gevolgen met zich mee. Meesters moesten nauwkeurig bepalen wat hun agenten in hun naam mochten doen. De omvang van de toegestane actie hing af van hetgeen van geval tot geval van tevoren was afgesproken en waarvan derden op de hoogte moesten worden gesteld. In de praktijk kwam het oordeel van de agent echter vaak in het spel, want de meester kon niet alles op afstand overzien. De commerciële keuzes werden overgelaten aan het oordeel van de magister navis maar konden ook problemen opleveren.
Figuur 20: Een lading ijzerstaven wordt gewogen en geladen39.
Een klassiek verweer was dat de meester beweerde dat zijn slaaf zijn opdracht, die bij de eiser bekend was, had overschreden. De jurist Paulus vermeldt een zaak die werd berecht door de prefect van de annona of graanvoorziening 38 :
…..een slaaf die voor zijn meester werkte als geldschieter was weggelopen. Naast het verstrekken van eenvoudige leningen was de slaaf, die vaak zakendeed met gersthandelaren, ook tussenpersoon voor betaling bij transacties tussen kooplieden. Voor de rechtbank, beweerde de meester dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden, omdat de missie van de slaaf dit soort transacties niet expliciet toestond. De rechter verwierp zijn argument op grond van het feit dat geld lenen aan kooplieden logischerwijs leidde tot andere contracten, waarvan het bestaan onbekend kon zijn voor de meester. De slaaf was bijvoorbeeld verplicht magazijnruimte te huren om graan in onderpand te ontvangen. Uiteindelijk lijkt het erop dat de slaaf veel gelegenheid tot initiatief ontplooide, die inherent was aan het soort werk dat hem was toegewezen.
In dit geval pakte zelfstandigheid van de slaaf slecht uit. Er zijn ook gevallen bekend waarbij de slaaf, door zelfstandig te handelen, zijn meester grote winst opleverde. Uiteindelijk blijkt dus dat er een groot verschil was tussen knechtarbeiders en ‘vertrouwde’ slaven: de aard van hun werk, hun dagelijkse routine, en de druk die werd uitgeoefend door het gezag van de meester dienden om de ene groep van de andere te onderscheiden.
De categorie van vertrouwde slaven was zelf zeer heterogeen. Slechts een kleine minderheid van de slaven - zowel in het algemeen als onder de populatie van vertrouwde slaven - kon echt als managers worden omschreven. Gezien het brede spectrum van omstandigheden die binnen de slavernij bestond, kan men niet anders dan zich afvragen bij wie deze bevoorrechte slaven het dichtst stonden: zwoegende arbeiders of vrije afhankelijken?
Figuur 21: Reliëf van een haven op een Sarcofaag (3e eeuw na Chr.)40.

Op grond van het principe “Libertas id est civitas” werd de slaaf van een Romeins burger na zijn bevrijding zelf een Romeins burger en genoot hij de rechten die bij deze status horen. Het ius commercii (het recht om handel te drijven) was dus volledig beschikbaar voor de vrijgelatene, en daarmee de mogelijkheid om legaal te bezitten, kopen en verkopen en om persoonlijk alle soorten contracten af te sluiten. Wel ontvingen patroons een deel van de erfenis van hun vrijgelatenen.
Nadat de lex Papia 41 van kracht werd onder Augustus, waren alle vrijgelatenen die minder dan drie kinderen hadden en minstens honderdduizend sestertiën bezaten, verplicht een deel van hun bezittingen na te laten aan hun beschermheer. De grootte van dit deel hing af van het aantal nakomelingen dat de vrijgelatene had. Bij zijn dood, liet een vrijgelatene met twee kinderen een derde van zijn vermogen na aan zijn beschermheer. Als de vrijgelatene slechts één kind had, kreeg zijn beschermheer de helft van de nalatenschap en als hij geen kinderen had, ging de hele erfenis naar de beschermheer42. Desalniettemin verdienden vrijgelatenen veel geld aan de uitrusting van schepen en grootschalige handel die ze zelfstandig of samen met hun patroon dreven.
Kindslaven die in het huishouden werden geboren (vernae) konden een speciale familiale rol spelen als surrogaatzonen en-dochters. Degenen die voortijdig of informeel werden bevrijd, Juniaanse Latijnen genaamd, hadden beperkingen op hun vrijheid en burgerschap. Als erfgenamen zetten zij de naam van hun beschermheer voort, waren zij verantwoordelijk voor hun graven en hielpen zo hun nagedachtenis te bewaren43. Deze laatste groep was echter op grote schaal betrokken bij maritieme aangelegenheden waar Claudius het Romeinse staatsburgerschap beloofde aan hen die ermee instemden zich dienstbaar te maken voor de graanvoorziening van Rome44.
Figuur 22: Reliëf van slaven op het voorpaneel van een marmeren sarcofaag voor een vrijgeboren kind.

Conclusie
Een vergelijk te maken tussen de 17e eeuwse slaaf en de Romeinse slaaf is, het voorgaande verhaal in ogenschouw genomen, bijna onmogelijk. Weliswaar werd een groot deel van de Romeinse slaven, net als de 17e eeuwse Afrikaanse slaaf, verkregen door overwonnen volkeren als ‘oorlogsbuit’ via diverse slavenmarkten door te verkopen. Maar hier houdt zo ongeveer de vergelijking op.
In de 17e eeuw zag men de donkere Afrikaners niet als volwaardig mens en men moest hen dan ook niet als zodanig behandelen.
Voor de Romeinen was in principe iedereen een vrij man die om diverse redenen zijn/haar vrijheid kon verliezen, ongeacht afkomst, ras, vaardigheid of intelligentie. Zelfs een Romeins staatsburger kon slaaf worden.
Bij de Romeinen konden vele slaven hun vrijheid door verdiensten worden terug geschonken. Ook kon men in sommige gevallen zichzelf vrijkopen. Deze zogenaamde vrijgelatenen bleven meestal lid van de ‘familie’ van de voormalige meester die in dat geval optrad als patroon. Vele bleven hetzelfde werk doen als voorheen, maar nu als partner.
Natuurlijk waren er ten tijde van de Romeinen vele slaven die in de mijnen, op de landerijen of in de arena’s nooit aan die vrijheid toekwamen en een ellendig leven leidden tot ze verlost werden door de dood.
Slavernij was in de oudheid een sociaal geaccepteerd fenomeen. Niet alleen de rijken, maar ook de middenklas en zelfs de betere lagere klassen bezaten slaven. Op sommige momenten bestond de bevolking uit meer slaven en vrijgelatenen dan uit oorspronkelijke burgers. Naarmate slaven meer waard werden, kregen ze, op bescheiden schaal, meer rechten en status. Slaven kregen percelen land toegewezen en leefden van de opbrengst daarvan, terwijl ze hun meester een bepaald percentage van die opbrengst betaalden. De Romeinse regering nam in het midden van de 4e eeuw een wet aan die verbood een landbouwslaaf los van zijn land te verkopen. Deze slaven waren dus op dezelfde manier aan hun land gebonden als een latere pachter. Slaven konden trouwen met vrije pachters, eigendom verwerven en hun eigendom doorgeven aan hun kinderen. Zo veranderde en verbeterde de positie van landbouwslaven in het late rijk.
In aantal en op commercieel gebied is er geen enkele samenleving in de geschiedenis van de mensheid geweest waarin het gebruik van slaven zo’n grote en belangrijke rol speelde als in het oude Rome. Rome was niet alleen een maatschappij met slaven, maar was een slavenmaatschappij.

 

Figuur 23: Schepen varen onder begeleiding de haven van Rimini binnen45.

 

 

  • Bronnen
  • - Frank Beijaard - http://www.geschiedenisbeleven.nl/racisme-en-slavernij-in-de-romeinse-wereld/
  • - Wikipedia – Slavery in ancient Rome.
  • - https://www.forumromanum.org/life/johnston_5.html
  • - Nicolas Tran - The Work Statuses of Slaves and Freedmen in the Great Ports of the Roman World (First Century BCE-Second Century CE).
  • - Arienne King - ‘The Roman Empire in West Africa’.

  • Noten
  • 1: In Nederland spreekt men tegenwoordig van een tot slaaf gemaakte. In dit artikel zal ik echter het woord slaaf gebruiken omdat dit woord ten tijde van de Romeinen in allerlei vormen werd gebezigd.
  • 2: Frank Beijaard in Racisme en slavernij in de Romeinse wereld – www.geschiedenisbeleven.nl
  • 3: Romeins mozaïek uit Veii (Isola Farnese) derde of vierde eeuw na Chr.-Badisches Landesmuseum Karslruhe (Duitsland).
  • 4: Servus - Latijn voor slaaf.
  • 5: Foto – www.imperiumromanum.pl
  • 6: Feronia – Godin gepersonifieerd met de vrijheid en beschermgodin van de vrijgelatenen, dea libertorum.
  • 7: Graf 49, Isola Sacra Necropolis - Portus.
  • 8: Foto- Jean-Pierre Dalbéra (Flickr).
  • 9: Gaius, Institutiones 1.3.2 – verhandelingen over de Romeinse wetten.
  • 10: Ius gentium – rechtsregels met een universele gelding in tegenstelling tot de ius civile die van inheemse origine waren.
  • 11: Foto – Reliëf gevonden in Izmir (Turkije). Ashmolean_Museum.
  • 12: Foto – Karen Carr (zuil van Marcus Aurelius te Rome- 180-190 na Chr.).
  • 13: Uit de ‘titulus’ (label) die om zijn nek hangt blijkt dat hij slaaf is. Op dit label stond relevante informatie over de tot slaaf gemaakte persoon, waaronder zijn plaats van herkomst. Italië, rond de 1e eeuw na Chr. (British Museum).
  • 14: Merkplaatje van een slaaf, gevonden in Rome (British Museum).
  • 15: Carthager Museum.
  • 16: Marcus Terentius Varro, Rerum rusticarum libri III (Over de landbouw in drie boeken).
  • 17: Harris, W. V. (2000). "Trade". The Cambridge Ancient History: The High Empire A.D. 70–192. Vol. 11. Cambridge University Press.
  • 18: Brunt, Social Conflicts in the Roman Republic, pp. 56–57.
  • 19: Mozaïek uit Dougga, (3e eeuw na Chr.) Photo Dennis Jarvis.
  • 20: Roman Civilization Archived 2009-02-03 at the Wayback Machine.
  • 21: Johnston, Mary. Roman Life. Chicago: Scott, Foresman and Company, 1957, p. 158–177.
  • 22: https://www.roman-britain.co.uk/life-in-roman-britain/mining-in-roman-britain/
  • 23: Alfred Michael Hirt, Imperial Mines and Quarries in the Roman World: Organizational Aspects 27–BC AD 235 (Oxford University Press, 2010), sect. 3.3.
  • 24: Adolf Berger. 1991. Encyclopedic Dictionary of Roman Law. American Philosophical Society (reprint). p. 706.
  • 25: Lionel Casson, "Galley Slaves", Transactions and Proceedings of the American Philological Association, Vol. 97 (1966).
  • 26: Unger (1980), p. 36.
  • 27: De Franse historica Christel Freu toonde in 2009 aan dat de saccarius degene was die de dragers regelde en niet, zoals vaak verondersteld, de dragers zelf. De naam van een beroep duidde meestal de werkgever aan en niet de werknemer. Christel Freu, “Dockers et portefaix du monde romain: réflexions à partir du Code Théodosien 14.22.1 concernant le corpus des saccarii du Portus Romanus.”
  • 28: Zie ons artikel “Winter zeevaart.
  • 29: Reliëf uit de 2e eeuw na Chr. (haven)-scene uit Portus van het lossen van Noord- Afrikaanse amforen. Aan tafel drie supervisors, een geeft een begeleidende bon aan de dokwerker, de ander noteert wat de derde persoon dicteert.
  • 30: Modii (e.v. modium) -maat voor graan. 1 modium was ongeveer 6,5 kg.
  • 31: Zie ons artikel “Het collegium, het Romeinse gilde”.
  • 32: CIL 14.246, 250, en 251.
  • 33: Musée Lapidaire d'Avignon.
  • 34: Philostratus, Vita Apollonii 7.16.
  • 35: Martial, Epigrams 4.64.22.
  • 36: Bewoner uit Caria (zuidwest Anatolië).
  • 37: Foto - een Gauloise 4 amfoor uit het Maidstone Museum
  • 38: Digest 14.5.8pr.
  • 39: Scène uit een mozaïek uit de 3e eeuw na Christus. Bardo Museum, Tunis.
  • 40: Sarcofaag gevonden bij de Porta Latina in Rome. Nu in Vaticaans Museum (inv. 927).
  • 41: De Lex Papia et Poppaea was een Romeinse wet die in 9 na Christus werd ingevoerd om het huwelijk aan te moedigen en te versterken. De wet bevatte bepalingen tegen overspel en tegen het celibaat na een bepaalde leeftijd.
  • 42: Gaius, Institutes 3.42.
  • 43: Ibid., 3.56. Voor de status van Juniaansen Latijnen, aan het begin van de periode van Augustus, zie Pedro López Barja de Quiroga, “Junian Latins: Status and Number,” Athenaeum 86, no. 1 (1998): 133-63.
  • 44: Gaius, Institutes 1.32c; Tchernia, Les Romains et le commerce, 51-52.
  • 45: Mozaïek in Palazzo Diotallevi te Rimini. (Foto Frederico Ugolini).

 

 

 

 

Waardeert u ons werk?

Wordt lid van Roman Ports en ontvang het boek of doe een donatie!

Wordt lid en steun ons
Recente artikelen & projecten

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

Colonia Julia ad Turrem Libisonis

.....waarschijnlijk gesticht door Julius Ceasar in het noord-westen van Sardinië.

Lees meer...

Kaunos, havenstad van 'groene mensen'

Kaunos, havenstad van 'groene mensen'

.....de stad heeft dokken en een haven die kan worden afgesloten.

Lees meer...

Ariminum

Ariminum

.....En Ariminum heeft een haven en een rivier met dezelfde naam.

Lees meer...

Alle rivieren leiden naar Rome

Alle rivieren leiden naar Rome

.....rivieren waren de slagaders van het Romeinse Rijk...........

Lees meer...

De Romeinse Servus

De Romeinse Servus

Laat slaven die zich verdienstelijk hebben gemaakt gaan zitten zodat ze vrij kunnen opstaan...........

Lees meer...
Laatste nieuws

About Roman Ports

Amor and PsycheWe are committed to providing versions of our articles and interviews in several languages, but our first language is English.

Please become a member of the Facebook group, which is our main communication platform. There you can learn about upcoming events and items of interest, post your own photos, or share any stories or general questions you may have.

If you have specific questions about our organisation, questions about financial issues, if you would like to assist in the production of our online magazine, or if you have specific requests or ideas for content, use our contactform below. You can contact us in any language!